Anton Ent

Anton Ent (Rotterdam 1939) schreef veel gedichten over zijn wandelingen. De volgende is uit het nest geroofd en staat in Het Liegend Konijn 1, april 2009.

WANDELING

Ga jij maar liggen pootjes omhoog en blaas
je laatste adem uit en jij, moeders, laat
je handen bronstig langs de lakens dwalen
en vindt niets dan schilferige huid.

Daar komt de blauwe neus met druppel aan.
Kam je haren, platvoetzuiger met de kikkerbek.
Jou, scheve tand, gun ik toch de fietstocht niet
en kinderen hetzelfde geëtter maar verhuld.

Waarom haat ik? Waarom geen zeven liefdes?
Bittere meidoorngeur, het egelpaargeluid,
het uitzicht op de uiterwaard en met ganzen, 
De smaak van ochtendspeeksel, het witte godsgezicht 
en de voelende wil, dieper hoger verder.

Kom me niet te na verdwijnt onder jouw blik
Hete vingers voelen geeft de doorslag.
Ga jij maar liggen, ik zal je strelen
tot een herborene.

Hij stapte met zijn verkeerde been uit bed. Vervloekte iedereen, zichzelf en de hele wereld, inclusief zijn vrouw, die hij moeders noemde, wat ook geen goed teken is. Haar wenste hij ook niets aardigs toe, de zuurpruim. Er zat een duivel in zijn kop, een platvoetzuiger met een kikkerbek, druppel aan zijn neus en scheve tand.
En dan maakt hij een wandeling, gaat bij zichzelf te rade, ruikt, hoort, proeft, voelt en verbeeldt. De haat verdwijnt. Het duiveltje maakt plaats voor een wit godsgezicht. En bij de ander is er vervolgens eveneens toenadering en tedere aanraking. 
Ik moest bij dit gedicht ook even aan mijn moeder denken, die in 2019 overleed. Dat vanwege sommige van de woorden. Niet dat zij een chagrijnige vrouw was, in tegendeel. Ze was juist bijna altijd goedgehumeurd en hield ontzettend veel van haar kroost. Het witte godsgezicht in het gedicht lijkt me naast alle zintuiglijke waarnemingen, ook iets hoopvols. Mijn moeder kon, vanwege alle leed in de wereld, hevig twijfelen aan het bestaan van een oneindig goede God. Ik las over godsbewijzen n.a.v de filosofie van Emmanuel Levinas. Zo’n God zou niet kunnen bestaan als er zoveel kwaad is, of zo’n God bestaat juist wel omdat er nooit iets goeds zou kunnen bestaan zonder iets slechts. Zonder het kwade geen hoop en geen verlangen, geen vertrouwen en geen geloof in iets beters.

De afbeelding is van een schilderij van Paul Klee: Wandeling in het oosten.