Duoduo werd in 1951 in Beijing geboren. Zijn echte naam is Li Shizheng 栗世征. Hij kwam in juni 1989 naar Nederland, vlak na de studentenopstand op het Tiananmenplein en trad toen voor het eerst op bij Poetry International. In 1991 verscheen bij Meulenhoff een bundel gedichten van hem, vertaald door Maghiel van Crevel, onder de titel Een schrijftafel in de velden. Daaruit:
De bewoners
als zij in het diepst van de hemel bier drinken gaan wij pas zoenen
als zij een lied aanheffen doen wij de lichten uit
als wij in slaap vallen lopen zij op verzilverde teennagels
onze dromenn binnen; als wij wachten op ons ontwaken uit de droom
hebben zij allang een rivier gevormd
in slaap die zonder tijd is
scheren zij zich en horen wij vioolmuziek
als zij roeien met hun riemen houdt de aarde op met draaien
zij roeien niet, zij roeien niet
en wij krijgen de kans niet te ontwaken
in tijd die zonder slaap is
zwaaien zij naar ons, zwaaien wij naar de kinderen
als de kinderen naar de kinderen zwaaien
ontwaken de sterren in een afgelegen hotel
ontwaakt alles wat pijn kan lijden
het bier dat zij dronken is allang terug naar zee gevloeid
die kinderen die over zee lopen
krijgen allen hun zegen: stroom voort
stromen is niet meer dan het zwichten van de rivier
met stiekem gestorte tranen hebben wij een rivier gevormd…
Wij en zij. Wie zijn wij in dit gedicht en wie zijn zij? Wie zijn de bewoners? Gezien de geschiedenis van de dichter heb ik als eerste ingeving het idee dat de wij de bewoners van China zijn en dat de zij de mensen van het systeem zijn, de anderen, de machthebbers. Maar daar kom ik niet mee weg.
De beeldspraak is niet zo gemakkelijk te duiden, en ik heb geen idee of het volgende wèl hout snijdt. Maar het is dan een perspectiefvol gedicht waarin de wens en de noodzaak om wakker te worden, toch uitkomt.
Wij en zij dus.
Zij zijn wie we zouden kunnen zijn of zouden willen zijn, maar niet zijn omdat we dat niet kunnen, niet mogen of niet durven.
Zij: die in de hemel bier drinken en die zingen. Ze komen onze dromen binnen, nota bene op verzilverde teennagels. En wij blijven maar slapen, terwijl zij allang een stromende rivier hebben gevormd. Zo begint het gedicht.
In de tijdloze slaap horen wij vioolmuziek, maar zij maken zich klaar en scheren zich voor de komende dag, maken zich op om de aarde door te laten draaien en weigeren dat te doen wat de aarde zou stoppen. Inmiddels ontwaken de wij nog steeds niet.
In de slapeloze tijd omgekeerd, overdag dus, wenken zij ons en wij wenken onze kinderen die op hun beurt ook weer kinderen wenken, opdat de sterren wakker worden op een plek die op dat moment nog erg tijdelijk is, verweg, waar wij slechts logeren: een afgelegen hotel.
En dan wordt eindelijk alles wat pijn kan lijden wakker. Dat is een belangrijke verandering.
En dan blijkt dat het bier dat zij, die wij hadden willen zijn, intussen allang weer opgelost is in een zee, maar de kinderen die wij uiteindelijk toegeroepen hebben lopen over die zee en krijgen de toestemming om door te stromen en de rivier maakt dan plaats voor hen, geeft ze de ruimte. We zijn dan klaarwakker en met onze tranen vormen we een rivier…
In het gedicht wordt op deze manier niet een directe aanval gedaan op het systeem, maar worden de wij, de bewoners, opgeroepen in onszelf positieve krachten aan te boren.

De afbeelding is van een andere Chinese kunstenaar: Liu Bolin die zich camoufleert voor een muur met graffiti in Beijing: Melting into the background. Ook hij verkent identiteit: opgaan in en zichtbaar worden in hedendaagse samenlevingen.