We waren vanaf 15 maart op reis door Italië. Bij voorkeur kamperen we bij agriturismes, op boerderijen met een kleine camping. Zo ook in het diepe zuiden, op de grens van Basilicata en Puglia, vlakbij de Jonische zee. Griekse en Romeinse mythen spelen op. Van Huub Beurskens (geboren in Tegelen, 1950) het volgende gedicht.
Pomona
De juiste toedracht zou men onuitwisbaar zien als schande,
derhalve vertelde Ovidius Naso in zijn Metamorfosen
van het verhaal van Vertumnus en Pomona de ware afloop niet.
Nadat de Italische groeigod keer op keer in allerhande
verliefde gestalten vergeefs (als snoeier, abrikozenkoper,
oude vrouw) was doorgedrongen in haar fruitteeltgebied
verloor hij zijn geduld weliswaar en wilde hij haar
geweld aandoen (‘vimque parat’) – maar waarom dat geweld
niet echt nodig was? Nog eenmaal veranderde de held
zich: in een over zijn flanken rillend geappeld paard waar-
door ze aanvankelijk ploegen en zware eggen door haar gaar-
de trekken liet, dat ze beklom om over een groot druivenveld
uit te zien, te voelen of de peren onrijp al gewogen en geteld
konden misschien, dat ze spande voor een kar vol ooftwaar.
Maar naarmate ze de hengst wilde vermoeien watertandde
ze meer en meer bij het raken aan zijn manen, moest ze blozen
als haar ogen de aderlopen op zijn benen zagen. Ze had het
niet langer toen en gespte het edele dier aan beide flanken
aan een stalboom vast, ontdeed zich van haar hempje, broek
en hozen, en deed hem door de tanden fluiten, O vruchtje,
een soort van paardenlied.
Wij staan in de boomgaard onder een bloeiende perelaar. Om ons heen sinaasappelbomen in de bloei en oeroude vijgen. Zelfs bomen waarin nog enkele kiwi’s hangen.
De boerin heeft het druk met de gaarde. Er moet gewied worden en gezeist, de bijenkasten moeten worden geplaatst, er worden nog citroenen geoogst en een enkele boom met sinaasappels van het vorige seizoen. Ook moet er gesproeid worden, want het is nu al te droog en er wordt nog wat bijgesnoeid. De draden worden gespannen waarlangs de uitbottende druiven worden geleid.
De boerin is als Pomona uit de Metamorfosen van Ovidius Naso. Pomona is de Romeinse godin van het fruit. In zijn verhaal wil Vertumnus, god van de herfst, haar verleiden, maar Pomona wil hem niet in haar boomgaard binnenlaten. Vertumnus vermomt zich op allerlei manieren, maar hij mag pas binnen als hij zich voordoet als een oude vrouw. Die raakt aan de praat met Pomona. Ze zegt dat Pomona al haar belagers links moet laten liggen, zoals ze al deed, maar dat het wel goed is om voor Vertumnus te kiezen, een eerlijke en mooie man. Hij dreigt dan geweld te gebruiken, maar pas wanneer hij zich als een mooie jongeling, namelijk Vertumnus zelf, kenbaar maakt, gaat Pomona alsnog voor de bijl.
Onze boerin, net als als Pomona, heeft eigenlijk weinig tijd voor allerlei aandachtvragers. De honden die het erf bewaken en haar voor de voeten lopen krijgen een aai. De vrachtwagenchauffeur die de olijfolie komt afleveren vindt haar wel leuk, en ook de vuilnisman die het huisvuil aan de weg komt ophalen. Voor hen is er een kwinkslag. Een immigrant uit Afrika komt vragen om werk. Haar oude moeder, al over de 90, woont bij haar in. Ze praat voortdurend, wat onsamenhangend, en krijgt haar verdiende liefde.
Pas ‘s avonds heeft ze weer alle tijd, dat is voor haar man. Die is als Vertumnuss. Hij heeft ‘s ochtends nog zware arbeid verzet op de boerderij en is daarna naar zijn werk als verpleegkundige in het ziekenhuis gegaan. De boerderij levert niet genoeg op om van te leven. Voor hem kleed ze zich ‘s avonds uit en met hem stapt ze in bed.
Bij Ovidius (43 v. Chr. – 17 n. Chr) is Vertumnus een lepe rokkenjager. Bij Huub Beurskens is Pomona een kieskeurige zelfbewuste niet voor schone robuustheid ongevoelige nymf. Ovidius belicht in zijn verhaal het mythische in het menselijk bestaan. Goden spelen hun eigen rol met hun listen en vermommingen, hun driften en machinaties, hun al te menselijke en stereotype karakters, hun wraakgevoelens en lotsbeschikkingen. Ze zijn onvoorspelbaar, onberekenbaar en hun gunsten dienen met offergaven te worden afgedwongen.
S’avonds is het nog koud en gaan wij vroeg in de slaapzakken. We vallen in slaap bij het gekwaak van kikkers in een plas water bij de buren. De volgende ochtend wekt Pomona ons met twee verse sinaasappels. Net buiten de voortent, je zult het niet geloven en het is ongelogen, ligt Vertummnus. Zijn metamorfose is een enorme reuzenpad, wel 2 decimeter groot, Buffo Marinus. Ook de pad is goed in gedaanteverwisselingen. Hij symboliseert geduld, terughoudendheid, alles op zijn tijd en beschermt tegen haast en roekeloosheid. Wij, toch wat geschrokken van het grote en afzichtelijke beest, bepaald geen schone prins op een geappeld paard, helpen hem vriendelijk op weg naar zijn vrienden in buurmans poel.
Het gedicht van Huub Beurskens staat in de bundel Aangod en de afmens, 1994. Het beeld van Pomona staat in de Uffizi in Florence.