Poésie Brut. Het stukje Bij een gedicht van Jan Hanlo, staat in zijn bundel In een gewoon rijtuig op pag 101-107. Het boek is uit 1966. Hanlo bespreekt in dat stukje een gedicht van een man met een verstandelijke beperking. Die man kan zelf niet schrijven en dicteert het gedicht aan een begeleider of misschien aan een broer, zus of andere kennis.
Hans de Jong
Frans de Jong
Bep van Driel
ik ben gek, nee jij bent gek zo kan het ook
wij gaan naar huis
èèèèh, nee wacht noues effe wat schrijf je nou op
acht is geen woord hè
piet is hier en hij gaat weg
jaap is hier en hij gaat weg
de dikke is gek en hij ligt in zijn bed
DE BUURVROUW GOOIT DE KAT VAN DE VARANDA
en die kat wordt duizelig
maar hij is een beetje gek want hij wordt achterlijk
de hond blaft zo hard als hij kan en hij wordt
achterlijk en hij wordt idioot en hij wordt duizelig
de man is een beetje gek maar ook achterlijk
hij wordt een beetje gek want hij is achterlijk
leuk is niet gek
en hij gaat gauw naar bed
hij wordt achterlijk en hij gaat gauw naar bed
pa is niet gek maar moe is ook niet gek
pa gaat gauw naar bed
het kind huilt hard
Ik bespreek het gedicht in de lijn van hoe Jan Hanlo dat deed. De dichter van het gedicht woont blijkbaar in een groep met anderen. Hij laat eerst weten dat dat gewone mensen zijn met gewone namen. Nee, ze zijn niet gek, ook al verblijven zij op een afdeling van een gekkenhuis. Dat was in die jaren nog heel normaal, dat mensen met een verstandelijke beperking in psychiatrische inrichtingen verbleven. De vraag is wie er nou eigenlijk gek is: hij of jij.
En dan zegt hij iets tegen degene aan wie hij dicteert: hè, wat schrijf je nou op.
En ook zegt hij dat 8 geen woord is. Klopt, het is een cijfer. Deze zinnetjes zijn tussenwerpsels die hem even de tijd geven om verder na te denken.
Hij komt terug op waar hij gebleven was. Normaal gesproken gaan de bewoners in het weekend naar huis. Alleen niet als je ziek bent, zoals de dikke man, want die is wèl gek of ziek en ligt dus in zijn bed.
Ook het zinnetje met de hoofdletters maakt een sprongetje. Dat dicteert hij niet, maar dat roept een andere bewoonster – en wordt door hem opgepikt. De kat beleeft een trauma. Dat kan mensen ook overkomen. Het gevolg is duizeligheid, draaierig, niet helder in je hoofd. Als het honden gebeurt, weet de dichter, gaan ze zo hard blaffen dat ze er duizelig van worden. Al die overwegingen geven de dichter de gelegenheid eens iets uit te weiden over enkele begrippen die toentertijd gebruikt werden voor mensen met een verstandelijke beperking. Die werden bijvoorbeeld achterlijk genoemd of idioot. Later is dat zwakzinnig geworden en nu spreekt men dus van mensen met een verstandelijke beperking.
In zijn stukje zegt Jan Hanlo dat mensen wel een beetje gek kunnen zijn, maar de taal niet. De taal, ook van deze dichter, is niet gek, beperkt of idioot. Voor mensen, zegt de dichter, is leuk niet gek en is het niet leuk om gek, idioot of achterlijk genoemd te worden. Dan verstop je je in bed. En als je ziek bent ga je ook naar bed. Je wilt als kind graag bij je vader en moeder zijn, niet in een instelling geplaatst worden. Gebeurt dat toch, of als je in het weekend niet naar huis mag omdat je vader ziek is, dan moet het kind heel hard huilen van verdriet.
De art brut is van Jean Dubuffet (1901-1985).
Boeken en bundels van Jan Hanlo te koop bij www.igpoezieb.nl.