Van Nachoem M. Wijnberg (Amsterdam, 1961) het eerste gedicht in de bundel Eerst dit dan dat (2004).
Een twee drie vier vijf zes zeven
Hier is een twee drie vier.
Kom terug met een om te zeggen tegen een,
een twee drie vier vijf zes zeven
tegen een twee drie vier
en vijf zes zeven tegen een twee drie vier samen.
Je mag een een twee drie vier vijf zes zeven
om terug te zeggen
vinden tussen een twee drie vier vijf zes zeven,
gehoord of gezegd.
Een twee drie vier en niet altijd hoeven stelen.
Het is een puur abstract gedicht. De cijfers eisen hun identititeit, hun aantal en hun volgorde op: kom terug om een te zeggen tegen een, en een twee drie vier vijf zes zeven te zeggen tegen een twee drie vier, etc.
Je mag terugzeggen in cijfers met hoor en wederhoor van de afzonderlijke reeksen en nummers. Eerst dit dan dat. … maar wel op een eerlijke manier. Daardoor wordt het toch humaan. Dat prikkelt me op zijn eigen wijze.
Concreet wordt er niets genoemd, op het laatste woordje “stelen” na. Een stug gedicht, zo noemde Martien Briët het. Daarnaar gevraagd opperde zij de volgende concrete anekdote.
Op de salontafel staat een schaaltje met kaaskoekjes. De dichter telt ze. Het zijn er 7. Hij heeft best trek. De eerste is voor hem. Hier zijn er 4 voor mij, telt hij. Als hij er een neemt, zegt een innerlijke stem dat hij ze misschien wel alle 7 mag. Of is dat wat al te hebberig? Er wordt een innerlijke strijd geleverd: 4 of toch alle 7. De aanmoediging is dat hij ze niet alle 7, 4 + 3 extra, hoeft te nemen, alleen als hij dat echt graag wil. Er stelen is niet nodig. Hij màg ze alle 7.
De afbeelding is van Luc Tuymans tussen een aantal van zijn recente schilderijen: “numbers”. Schilderijen uit de tijd van Corona, waarin de epidemiologische cijfers zo dominant bepalend waren, kritischer wel dan het gedicht.
Bundeltjes van Nachoem M. Wijnberg te koop: https://www.igpoezieb.nl/product-categorie/wijnberg-nachoem-m/