Rutger Kopland, dichter, (1934 -2012) woonde nabij Groningen in Glimmen. Hij werd geboren in Goor (Gelderland) en schreef naast gedichten ook essays. Onder zijn echte naam, Rudy van den Hoofdakker, schreef hij enkele kritische boeken over psychiatrie en gezondheidszorg.
DE KUS
Kijk, daar, hoe hoog onze gezichten zwevenA
in de lucht – zo hevig verlangen ze
naar een kus
Zie je hoe onze monden onze lippen aan elkaar
vragen: oh nu nu
ach liefje dat vragen om iets dat lichter is
vluchtiger dan jij en ik
Toen wij enkele jaren geleden op vakantie waren in Bilbao bezochten we ook een museum – het was niet het Gugenheim, maar welk dan wel weet ik niet meer. We liepen daar rond en in één van de ruimtes was het beeld van Miro opgesteld dat ook in groot formaat buiten voor het Miromuseum in Barcelona te bewonderen is.
Om het beeld zaten 20 kleine kleuters, niet ouder dan 5 – 6 jaar en een juf. Die juf vertelde over het beeld en zei tegen de kinderen dat ze zich twee aan twee moesten opstellen en dan met z’n tweeën dat beeld moesten nabootsen.A
Dat was ontroerend om te zien, om nooit te vergeten. Het beeld vermenigvuldigde zich in een tiental elkaar omhelzende paren kleuters. Hoe mooi is het niet om kleine kinderen op die manier moderne kunst te laten omarmen.
Het beeld van Joan Miró is getiteld Parella d’enamorats del jocs de flors d’ametller (stel geliefden in een spel van amandelbloesems), 1975. Op de afbeelding kun je niet goed zien dat het blauwe beeld beide armen wijd gespreid heeft.
Het gedicht van Kopland staat in de bundel ‘Over het verlangen naar een sigaret’ uit 2001. Het gaat over smachten, maar dan niet zwaar, maar teder en licht, niet heftig, maar speels, niet zorgelijk, maar blij, hoe je het leven kan omarmen, intens en luchtig, hoe je de liefde alles laat zijn, maar vrij en niet verslaafd. Onbekommerd en opgewekt en licht, maar ook overweldigend, onstuimig en urgent.