Aan Alfred schaffer (1973) werd in december 2020 de P.C. Hooftprijs 2021 toegekend voor zijn hele oeuvre, dat wat poezie betreft, tot nu bestaat uit 10 dichtbundels. Uit de bundel ‘Schuim’ is dit het eerste gedicht:
WAAR JE OOK BENT, JE HEBT NIETS GEZIEN
Hier spreekt de wetenschap, we gaan sluiten, vandaag bestaat
als gisteren als morgen, niemand die hier zonder wapens leeft:
Is er nog hoop voor de achterblijvers? Met fantasie een losgezongen
toestand, maar ik had niets verzonnen en jij was niet te stuiten,
het gras groener dan groen in de tuinen van het louteringsoord,
het meubilair gevlochten. Bleef onze rolverdeling ondermaats,
volgt wat na wat. Vertakkingen, vergroeiingen, de verzoening na
het staatsbezoek. Wat zijn je laatste woorden als de naald uitslaat,
wat zegt een speculant in zo’n geval? Je was een stijlvol gastheer,
een geschikte kandidaat, de ideale aangever? Bij voorkeur binnen
onze regio woonachtig? Een topdag voor toeristen, een beroerd
jaar voor de armen. En toen kwam de zee eraan. We drukken af.
Uit de bundel ‘Schuim’, 2006
Dit is het eerste gedicht uit de bundel met de titel ‘Schuim’. Bij schuim moet ik denken aan bubbles, luchtbelletjes, oppervlakkig en opgeblazen, en wat zo weer verdwijnt.
Het gedicht bestaat uit 3 robuuste coupletten, die ondanks de witte tussenregels vloeiend in elkaar overgaan, maar waarvan de zinnen en onderwerpen met moeite samenhangen. Het wit slaat nergens op.
Flarden uit het dagelijks leven van een beginnende carrieremaker in een wereld die maar moeilijk te doorgronden is. Alleen aan de oppervlakte, maar dat is schuim.
De tijd speelt een grote rol. Gebeurtenissen en gemeenplaatsen volgen elkaar op. Er gebeurt telkens iets nieuws op verschillende plaatsen en bij verschillende gelegenheden. En toen en toen en toen. Ze deren hem niet en ze geven hem niets – het zijn nietszeggendheden, knollen voor citroenen, maar toch, de tijd gaat wel door. Het is om je geduld bij te verliezen. De protagonist zoekt zich er een weg in, een ergens dat op de gemeenplaatsen bevochten moet gaan worden.
Op een gegeven moment is er een verleden en een toekomst. Als hij afgaat op wat er gewoonlijk gezegd wordt, zijn dat wel herkenningspunten, maar die geven nauwelijks houvast. Hij voelt zich niet thuis en juist al die dooddoeners dragen niet bij aan antwoorden op vragen als wie ik ben ik en wat ik wil. “We drukken af”. Het begin is er.