Lucebert, de blijmoedige. Blij en moedig. Hij houdt van de taal en hij houdt van de inkt. Het spat en het spettert en kaatst.
NAZOMER
ik heb in het gras mijn wapens gelegd
en mijn wapens gaan geuren als gras
ik heb in het gras mijn lichaam gelegd
mijn lichaam is geurig als hout bitter en zoet
dit liggen dit nietige liggen
als een gele foto liggend in water
glimmend gekruld op de golven
of bij het bos stoffig van lichaam en schaduw
oh grote adem laat de stenen nog niet opstaan
maak nog niet zwaar hun wangen hun ogen
kleiner gebrilder en grijzer
laat ook de minnaars nog liggen en stilte
zwart tussen hun zilveren oren en ach
laat de meisjes hun veertjes nog schikken en glimlachen
uit: Van de afgrond en de luchtmens (1953), p. 31
Soms wordt je alleen maar blij van een gedicht. Je hoeft dan niet te zoeken naar een betekenis. Het sonnet komt binnen en roert. Pure uitboezeming van geluk, en dan de dichter dankbaar zijn voor de speciale woorden, die hij uitgeknobbeld heeft.
Vervoering verovert je.
Een gouache, getiteld “lichtbrenger”, gemaakt op 29 maart 1963. Met zwarte gouache is een stuk afgedekt. De lichtbrenger worstelt zich door het donker en schijnt op een stapeling van kinderen en vrouwen. De horizon is laag getekend. Naar links, als in de romantiek, een frivool en idyllisch berglandschap, met wandelaars en bergmarmotten. Er stijgt een zachtaardige boer op uit het landschap. Hij houdt een spiegel vast waarmee hij het licht opvangt. Hij is als een wolk, die een tweede centrale figuur, getekend met scherpe pen, omarmt. Het is een trouwe hond, samen wandelen en zweven ze over de wereld, genietend van de warmte, de omhelzing en het weidse uitzicht. De afbeelding is overgenomen uit de catalogus van het Museum Boymans-Van Beuningen bij de. Tentoonstelling van tekeningen en gouaches uit de verzameling C.A. Groenendijk uit Amsterdam. die tentoonstelling was in maart en april 1964.