uit het Groenboek van Habakuk II, die balker.
H.H. ter Balkt schreef in het begin onder de naam Habakuk II de Balker. Hij ontving de PC Hoofrijs der Nederlandse letteren in 2003. Hij ging dood in 2015. Ik zit in Jisp of rijdt op mijn fiets door de stad. Groen overal.
KLEIN HOEFBLAD
Hoefblad werpt zijn verre rood-
gloeiende sterren op de zwarte planeet,
ijle konstrukties in de wintertijd:
‘ze zweven en staan toch bijna stil’
GRAS
Iedere grashalm is een flat
net als jouw keelgat bewoond;
deze door luis, lieverheers-
beest & sluipwesp, gene strot
door abstraktere kompagnons:
kruipend en gevleugeld woord.
HERDERSTASJE
Drager van de pastorale naam
opgeschoten bij de glasscherf, klevende ziel
van de fles stukgegooid op de telefooncel.
Tussen tegels gegroeid, in naam van de PTT.
PAARDEBLOEM
Er gebeurt van alles om hem heen
De Melkweg schittert,maakt sterren als hij
…
SMEERWORTEL
Smeerwortel danst door de toren
in zand… Onuitroeibaar violet en rose,
Rauw blad dat zich rot lacht om glas.
KORENBLOEM
Houterigheid is de korenbloem eigen: wijd
in dit verband een gedachte aan bruggetjes
in lieve parken zoals katoengangsters stichtten.
Maar iedereen valt voor de bloem van de korenbloem!
KOEKOEKSBLOEM
Als de koekoek roept, bloeit de koekoeksbloem,
niet de koekoeksklok! maar de echte koekoek
dik als een portdrinker, altijd op sjouw met zijn ei.
Ooit het rose van de koekoeksbloem gezien?
Perzikhuidje van je liefste verbleekt daarbij!
ROGGE
…………..
Machines! Maai
ons niet, maar
de rogge!
GELE LISSEN
Houd mij te goede, gele lissen,
zuiplappen: wat de alkoholika zijn
voor mij dat is water voor jullie;
de fijne merken water worden schaars.
VOGELWIKKE
Vogelwikke is lila ofwel lichtblauw.
Ik herken het ontbreken van ruggegraat,
de gave van de al te zwakke bloemen.
NACHTSCHADE
Op de nachtschade rust weinig zegen.
Aan de aardappel verwant leunt zij
Tegen de korzelige borst van de akker
Hoort de trom van vuur in de diepte;
BRAAMSTRUIKEN
Wijze braamstruiken, altijd op doorreis
met kostbare gaven, doorn & blauwe vrucht;
bouwmeesters, in weer en wind in de weer
met bogen, romaans koepelend ondergronds.
ROLKLAVER
Leg je neer bij de gele rolklaver,
Hoe hij licht opsteekt als een bloem.
Verklein de vuurtoren aan zee, blauw
rolt asfalt langs de rolklaver die brandt
en jut waait aanspoelt in de bermen,
…
De zomer komt eraan
ZOMER
Met haar tanden bloot, haar rokken
hoog, in ‘t gele hooi, slaapt de zomer
in haar oksel & kruis wilde zuring en honing.
KLAPROZEN
Waar de boerderij stond
de kromme kakelende hoeve
zijn klaprozen opgestaan
die daar nooit groeiden.
AKELEIEN
Reien wou ik wijden aan de akeleien,
de wilde achter hekken, op de hellingen.
Symbool van waanzin zeggen gele bladzijden.
Ophelia drukt aan haar hart de wilde akelei.
PAARDESTAARTEN
Er
staan paardestaarten te staan,
ergens op een plek waar niemand rijdt.
Bij ter Balkt is de beschaving nooit ver weg, noch de menselijke activiteit op akkers en boerderijen. Het onkruid en het groen zijn de buren van het afval in de vervuilde bermen, op wendakkers en op misthopen. De rafelranden van het groen, aan de rand van de asvaltwal, zoeken de grenzen op, tergend, hardnekkig en stijfhoofdig, al wiedt je je tuin en je straatje. Onkruid vergaat niet. Dante zou het de nimbus noemen, het voorgeborchte van de hel; maar het is ook de schoot van de hemel.
Onze tuin in Jisp houdt het midden. Het mag groeien, maar de decadente geranium, de krop sla en, volgend jaar weer, het bescheiden schildersverdriet, krijgen ook ruimte en niet te vergeten de anemoon en de opgefokte tulp. Alles om je mee te identificeren.