Forough Farrokhzad was een dichteres uit het Perzië van vóór de islamitische revolutie. Ze dicht over vogels, de natuur, de zon, de geuren, de lente de liefde en de vrijheid. Vorige week, op 13 februari, was het 53 jaar geleden dat zijn overleed na een ongeval. Dat was in 1967.
DE VOGEL WAS ALLEEN MAAR EEN VOGEL
de vogel zei:
‘wat een geur, wat een zon, o,
de lente is gekomen
en ik ga op zoek naar mijn maat’
de vogel vloog net als op afroep
van de veranda weg
de vogel was klein
de vogel dacht aan niets
de vogel las geen kranten
de vogel had geen schulden
de vogel kende de mensen niet
de vogel vloog
in de lucht
boven de stoplichten
in de hoogte van onwetendheid
en ervoer krankzinnig
de blauwe momenten
de vogel was, ach, alleen maar een vogel
Uit: Mijn minnaar, p 28.
Ze zit binnen, die vrouw, en ziet een vogel wegvliegen vanaf de veranda voor haar raam. Zij zelf blijft binnen. Ze is als een gekooid vogeltje, terwijl ze zou willen genieten van de straat, de stad, wat daar allemaal te beleven is. Ze wil meedoen en ze wil meer zijn dan die vogel, die onwetend is. Ze wordt gek van alleen maar die blauwe lucht te zien. Ze wil meer zijn dan die vrije vogel, want de vogel was, ach, alleen maar een vogel. En ze wil die vogel ook zijn, maar zij is die vogel niet, want die vogel was, ach, alleen maar een vogel.
Forough Farrokhzad was een zelfbewuste vrouw, kwam op voor de vrouwenrechten in Perzië en dichtte vaak over de liefde vanuit het perspectief van de vrouw. Dat was moedig in het door mannen bepaalde openbare leven.
Wat denk ik nog te weten over het Perzië van de sjahs? Niet veel. Onze koningin Juliana en prins Bernard gingen naar de feestjes van de sjah. Er werd gemarteld en onderdrukt en er was veel corruptie. Vrouwen hadden geen stem, maar Forough Farrokhzad had een prachtige en vrijgevochten stem.
Het hier overgenomen gedicht komt uit haar vierde bundel, “een andere geboorte”, die in Perzië werd gepubliceerd in 1963. De vertaling is van de naar Nederland gevluchte Amir Afrassiabi.