In de bundel Onherstelbaar verbeterd van Gerrit Komrij, in 1982 door JC Aarts uitgegeven als nr. 58 van de serie Amsterdamse Cahiers, staat ook een verbeterde versie van het beroemde gedicht van Martinus Nijhoff met de frase Ik ging naar Bommel om de brug te zien.
Hier beide versies, om en om, zin voor zin, Nijhoff voorop en Komrij daar onder

De moeder de vrouw
Het water de stank
Ik ging naar Bommel om de brug te zien
Er was veel rommel op de brug te zien.
Ik zag de brug. Twee overzijden
Ik zag onder de brug. Naar alle zijden
die elkaar vroeger leken te vermijden
leek zich vuile troep daar te verspreiden.
worden weer buren. Een minuut of tien
De lucht was zurig. Een minuut of tien
dat ik daar lag in’t gras, mijn thee gedronken,
dat ik daar stond, in ’t gas, mijn kleren stonken,
Mijn hoofd vol van ‘t landschap wijd en zijd
mijn neus toonde verwantschap met wit krijt
Laat mij daar midden uit de oneindigheid
laat mij daar midden in de smerigheid
een stem vernemen dat mijn oren klonken.
een knal vernemen dat mijn oren klonken.
Het was een vrouw. Het schip, dat zij bevoer
Asjemenou. Het tankschip dat daar voer
Kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren
spleet langzaam open, alsof het moest baren.
Zij was alleen aan dek, zij stond bij ‘t roer
Het baarde een olievlek, met veel rumoer,
en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren
en wat ik rook wist ik dat walmen waren.
O, dacht ik o, dat daar mijn moeder voer.
O, dacht ik, o, hier helpt geen mallemoer.
Prijs God, zong zij, zijn hand zal u bewaren.
Ons lot ligt in de hand van klapsigaren.
De moeder de vrouw of het water de stank. Vertrouwd of onzeker. Hoogegeacht of laag bij de gronds. Idylle of stankbelt, verbindend of splijtend. Een misselijk gevoel of nederig, deemoedig. Het schip onder de brug is in veilige handen of het splijt met een knal open om vervuiling en stank uit te storten. Veel lawaai of psalmen.
Komrij parodieert het zoetsappige imago van het leven en de onderdanigheid. Dankbaarheid is niet op zijn plaats. Niet denken dat je lot in de handen ligt van een oneindig goede God. Eerder liggen er klapsigaren in die hand.
Dat klinkt nogal ironisch, iets meer dan milde spot.
Ironie is een stijlfiguur waarbij de spreker het tegenovergestelde zegt van wat hij bedoelt. Een parodie is een spottende nabootsing. Het tegenovergestelde van wat Komrij vertelt in zijn gedicht is dus wat Nijhoff naar voren brengt en dat doet hij op zo’n overdreven manier, dat je denkt: Nijhoff heeft gelijk. Komrij steekt ook de draak met zichzelf, door zo te overdrijven.
Zou de geschiedenis omgekeerd zijn, dus Komrij eerst en pas daarna Nijhoff die Komrij persifleert, dan verandert het perspectief compleet. Dan drijft Nijhoff de spot met Komrij en natuurlijk evenzeer met zichzelf.
Ik neem ze allebei met een korreltje zout. Moet, naar aanleiding van die klapsigaar, denken aan het beroemde vers van drs P, Dodenrit. Vrolijk wordt door de man zijn hele gezin aan de wolven gevoederd en ligt Omsk uiteindelijk toch net te ver, zodat hij er zelf ook aan moet geloven. Dat was een serieuze flauwekul met ergens aan het eind het rijm:
Trojka hier, trojka daar
Basgitaar en klapsigaar
De foto van de schippersvrouw is in het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen.