Frieda Hughes

Frieda Hughes (1960), dochter van de dichters Sylvia Plath en Ted Hughes. Voor De Wereldbibliotheek vertaalde Peter Nijmeijer een aantal van haar gedichten naar het Nederlands. In 2002 trad ze op tijdens het Poetry International festival in Rotterdam. 

Kever

De kleine kever legt zijn muis
Als een krul in een mand. Stopt
De pootjes toe. bindt de staart in.

De muis is meegaand,
Doodeenvoudig gedood
Door de beet van de kever.

De kever graaft zich een weg
Naar de zachte kern van muizenbuik
En legt daar haar embryo’s als juwelen.

Kronkelend in de scheiding der cellen
Groeien ze, splitsen zich, eten
Hun kist op, worden maden.

Ze hollen hun bloederige stanknest
Van dood vlees uit, dat nog steeds
Het gezicht van de muis draagt.

Mesten zich vet om te vallen, weer
Kevers te worden. De eerste buiten
Kan zijn broers en zussen opvreten.

Kevers zijn inderdaad aaseters. Zo is er de gewone doodgraver (Nicrophorus vespilloides). Ook de larven daarvan leven van aas. De volwassen kevers zijn ongeveer 1,5 cm groot.  Ze zijn te vinden op de kadavers van dieren en spelen een belangrijke rol bij het verwijderen van dode dieren uit de natuur. Het mannetje en het vrouwtje hebben daar een verschillende taak bij. Het mannetje speurt met zijn reukzintuig het kadaver op en verjaagt andere doodgravers. Het lokt vrouwtjes vanaf grote afstand met lokstoffen. Het aas wordt begraven, waarna het sterkste paar doodgravers de overige kevers verjaagt. Na de paring wordt het mannetje door het vrouwtje weggejaagd. Als zij de eitjes heeft gelegd en de larven zijn uitgekomen, voedt zij hen met voorverteerd voedsel. Na ongeveer een week verlaten de larven het kadaver en verpoppen in de grond.  (Geciteerd uit Waterwereld, een site met kennis over biologie.)

In het gedicht is er een vergelijkbaar verhaal, maar er is in tegenstelling tot de afstandelijkheid van het wetenschappelijke verhaal dat is uitgedund tot waarnemingen, meer persoonlijke betrokkenheid. In het gedicht doet de schrijfster er ook toe. Het gedicht is warm, vol emotie en persoonlijke confrontatie.
Je vraagt je af wat de dichteres beweegt. Waar staat het verhaal voor? Voor iets misschien dat ze wil verwerken? Is het een metafoor voor wat zij heeft meegemaakt, wil het iets zeggen over persoonlijke drama’s, over haar vader en haar moeder, de hardheid van het leven, liefdeloosheid die zelf werd ervaren? Zegt het iets over de scheiding van haar ouders. Verbindt het haar met haar moeder, Sylvia Plath, die uit het leven stapte en Frieda achterliet toen zij pas 3 jaar was? Dat de dichteres desondanks door haar gevoed en geïnspireerd wordt? Is het een referentie aan haar vader Ted Hugues, die ook vaak via de natuur dichtte, zoals in het volgende gedichtje waarin de kever ook die rol speelt?

I watched a wise beetle
Walking about inside my body

I saw a tree
Grow inward from my navel

Hawks clashed their courtship
Between my ears.

Slowly I filled up with the whole world.
Only one thing stayed outside me, in the glare.

You beckoned.

De door Peter Nijmeijer vertaalde gedichten van Frieda Hughes staan in de bundel  De stenenraapster. Het gedicht van Ted Hughes komt uit de bundel Gaudete. De illustratie Het wondere leven is van R. Theunissen.