Hans Tentije

Hans Tentije, Noord-Hollandse dichter, geboren in 1944 in Beverwijk en niet lang geleden, op 26 oktober 2023, overleden in Alkmaar. Het gedicht komt uit zijn bundel Als het ware (2010)

EILANDSPOLDER

Die oktobermiddag, toen ik de tuin inliep zag ik
een zestal blauwe reigers overkomen, hoger dan een enkeling
zich doorgaans wagen zou, donker afstekend
tegen de versluierde hemel – saamhorige solitairen
vier van hen vlak bij elkaar, in een vrij ordeloze
formatie, de andere twee, maar niet veraf, aan weerszijden 
en eentje riep er, schor, als om de rest aan te sporen
langs het voormalige Doopsgezind Weeshuis vlogen ze
– waar de wijzer van de buitenbarometer haast
altijd, tussen STORM en SCHOON, op VERANDERLIJK staat–

naar Fort Spijkerboor, het Jisperveld wellicht
had ik er een teken in moeten zien, in het wat stuntelige
en gekrenkte van hun vleugelslagen en was die kreet
niet ook voor mij besteed, van een verlangen reppend
dat pas met het sterven wordt geblusd?

ik bleef achter met mijn heimwee, het ontoegeeflijke, het mij
zo vreemde nabije, het duivegeritsel in de bladeren –

er is maar weinig waar je je op kunt verlaten

Eilandspolder, in de Schermer, Spijkerboor bij het voormalige Starnmeer, op de hoek van de Beemster en grenzend aan het Jisper- en Wormerveld. Zo mooi, Noord-Holland. Hans Tentije schreef er prachtig over in regels die steeds maar uitdijen met bijzinnetjes, tussenzinnetjes en toevoegingen, steeds iets erbij wat het beeld verfijnt en vervolmaakt, met een kadans ook, alsof je vliegt of in een bootje vaart.
En dan de overdenking. Nee, natuurlijk zit er geen boodschap in, alleen als hij dat per se graag zou willen. Welke dan blijft open. 
En eveneens die schelle roep van de reiger, zo herkenbaar, was niet voor hem besteed, alleen als hij dat wil horen omdat er een pas door de dood blusbaar verlangen in hem borrelt. Welk dat is blijft open.
Een soort weerbarstige heimwee misschien naar een thuis, dat zo dichtbij is maar toch ver voelt, een stug volhardend noord-hollands verlangen naar geborgenheid in de eigen geschiedenis, maar dat ook niet meer is dan het ritselende geluid van duiven in een boom, wél zeer aanwezig en hoorbaar, maar toch onduidelijk.
En dan de hartekreet. Er is maar weinig waar je je op kunt verlaten,
waar je op kunt bouwen, wat je kunt vertrouwen,  waar je vanuit kunt gaan of op mag rekenen.