Ida Gerhardt

Ida Gerhardt (Gorkum, 1903 – Warnsveld, 1997) was dichteres en docent klassieke talen. Ze schreef tussen 1940 en 1978 vele bundels klassieke gedichten. Het volgende komt uit haar bundel De Slechtvalk uit 1966.

Anamnesis

Teruggekomen eer hij werd verwacht,
over de bergen, uit het zuiderland
van akkerstroken en rimpelende Nijl:
de vogel met de rode poten, tureluur.
Ginds heeft, wanneer het oeverriet ontsteeg
het wielend roepen, in zijn ronde boot
van wilgenribben en huid de Nijlvisser
het kenterend getij gespeurd en weet gehad
en niet gehad, van kleuren van een land
dat hij nooit zag: een groene uiterwaard,
de planten op een blauw bazalten krib,
de regenwolken waar het licht door breekt.

Hoewel ik ooit op het gymnasium zat, weet ik bijna niets meer van Plato. Ook niet meer genoeg over hem van de inleiding in de filosofie op de universiteit. Ida Gerhardt was een classica. Zonder kennis van Plato is het gedicht van Ida Gerhardt niet helemaal te begrijpen. 
De titel van het gedicht – Anamnesis – betekent in het Oud-grieks herinnering. Ik heb het nog eens nagezocht hoe dat bij Plato ook al weer zat: Bij Plato leer je de wereld kennen door je de ideeën te herinneren, de ideeën die aangeboren kennis bevatten, aangeboren in de zin dat ze gekend worden door je onsterfelijke geest. Bij je geboorte zijn ze echter niet beschikbaar en kan je ze via anamnese – herinnering – terughalen.
Het gedicht van Gerhardt begint met de terugkomst van het weidevogeltje de tureluur, in de lente, om hier in Nederland in de weilanden eieren te leggen en kuikens groot te brengen. Daarna trekken ze weer naar het zuiden. Vervolgens wordt een visser op de Nijl opgevoerd die het wielend roepen van de tureluur uit het oeverriet hoort ontstijgen. Dat is precies het moment dat deze visser zich een Hollandse landschap herinnert, hoewel hij hier nooit is geweest. Hij herinnert zich het idee, de vorm van het kenterend getij van groene uiterwaarden, licht dat door de wolken breekt, etcetera.
Het zinnetje “en weet gehad en niet gehad” is Platonisch, dus louter geestelijk, niet zinnelijk, de aangeboren kennis van de idee die de visser al  had voor zijn staat als visser op de Nijl.
De Nijlvisser uit de Oudheid, die Ida Gerhardt nooit gezien heeft, is ook een idee, en ook de tureluur, die nooit over de Alpen naar de Nijldelta ging maar feitelijk veel westelijker. Het gedicht zelf heeft de Platonische vorm van een dodecaëder, een ruimtelijk figuur van twaalf regelmatige vijfhoeken – het gedicht bestaat uit 12 regels met elk 5 versvoeten. Het gedicht zelf is een idee, net als Ida Gerhardt.