I.K. Bonset (= Theo van Doesburg) noemde een aantal gedichten die hij in 1920 maakte X-beelden. Dat zou je kunnen lezen als IK’s beelden of kruisbeelden. De X staat tevens voor variabele en voor onbekende.
hé hé hé zo begint het gedicht. Het roept de lezer naar binnen, blijf niet afzijdig en buiten staan, maar kom binnen en wees onderdeel van het gedicht.
En als ik dan binnen kom, is het als in een gebouw, met horizontale en verticale architectuur, met trappen, blokken en etages. En als ik dan binnen ben is er de vraag of ik het lichamelijk ervaar. In dat woord ‘lichaamlijk’ zijn bovendien de samenstellende onderdelen net zo belangrijk als het gehele woord. Ik bevind me in een virtuele ruimte O (= nul) tot de macht n, waarin ruimte en tijd in hun negatieve dimensies zijn omgekeerd, zijn en niet-zijn lopen door elkaar en de almanak met chronische ordening is verfrommeld. Die lees ik op zijn kop.
De tijd staat stil en een stukje viezigheid is net zo belangrijk als het chique en schone. Hier toont zich de dadaist die meegaat met Merz van kunstenaar Kurt Schwitters, vriend van de dichter – vochtig bruin ontbinding staat in één rij met de zuiverheid van geest en getallen. De rechtse uitlijning van deze reeks is diagonaal. Ik ga zig zag en dwars door de tekst. Woorden vallen uiteen in klanken. Trillend ga ik verder, er is nergens een onvruchtbaar middelpunt. De mens is een homo electrico, vol energie, licht en flexibel. Kleuren zijn in de zwart-wit tekst gewoon aanwezig: roze, grauw en diep wijnrood, zoals in een collage van Schwitters. De oneindige ruimte is te vinden in het kleinste wat ik tot mij neem.
Nog iets tenslotte over de typografie van het gedicht. Hoewel niet helemaal consistent, is er, conform de ideeën over moderniteit in het Bauhaus, gebruik gemaakt van schreefloze letters. Dat is althans zo bij de vetgedrukte in het gedicht. De kleine letters neigen ook naar schreefloos, maar zijn dat niet helemaal. De X-beelden stammen uit 1920. In die tijd ontwikkelde de aan het Bauhaus gelieerde ontwerper Paul Renner de schreefloze letter Futura. In de jaren ‘30 van vorige eeuw kreeg de schreefloze, heb ik vernomen, zelfs een antifascistische betekenis, tegen de klassieke gothische lettertypen die bij de fascisten van Hitler geliefd waren.
De beroemde ontwerper Jan Tschichold zou in de jaren 30 één van de vooraanstaande pleitbezorgers worden van de modernistische Neue Typographie. Na de oorlog zou hij daar weer afstand van nemen en duidde het schreefloze als autoritair en gevoelloos. Toen ontwierp hij onder andere het zwierige, asymmetrische lettertype Saskia.
De afbeelding van het gedicht komt uit het boek Theo van Doesburg van H.L.C. Jaffé, Meulenhoff/Landshoff, 1983.