Het gedicht van Hanny Michaelis (1922-2007)doet mij terugdenken aan mijn late tienerjaren, met vriendjes en vriendinnetjes, verliefdheden en liefdesverdriet toen. De bundels en het verzameld werk van Michaelis worden nog steeds herdrukt. Het volgende is willekeurig gekozen uit haar bundel Onvoorzien (1966):
IK weet niet
of er woorden bestaan
die de geur van je huid
kunnen vangen, het beweeglijke
licht in je ogen, de warmte
die in me opspringt zodra
je me aanraakt, het rulle
gevoel van je haar
aan mijn vingertoppen,
de bloemblaadjestere huid
van je oogleden tegen
mijn lippen.
Als daar woorden voor waren
kon ik alles snel
vastleggen op papier
voor als je er niet bent
(En dat is dikwijls).
De weemoedige grondtoon van het gedichtje hoort bij de onzekerheid. Sentimenteel of sensueel en jeugdig.
Ik ben net 70 geworden en in menige felicitatie werd ik plagerig een ouwe man genoemd. Als ik zo’n gedichtje lees, voel ik me weliswaar niet zo oud, maar dit heb ik ook een 50 jaar geleden meegemaakt. Ik lees het graag terug, met herkenning van die vlinders in de buik en die verlatenheid. Ik had het gemis niet willen missen, zeg ik achteraf. Het zwijmelen op een regenachtige dag toen ik met knielappen, die knelden in de knieholten, op de bevroren akker van mijn vader dahlia’s lag te rooien en de knollen van hun steel te knippen. En dat terwijl ik het liedje Ach Margrietje, de rozen zullen bloeien, van Louis Neef hardop kweelde – een guilty pleasure.
Toen ik later psychologie ging studeren hoopte ik, niet helemaal tevergeefs overigens, ook andere gevoelens te leren begrijpen. Hoewel de psychologie gevoelens in het waarnemen tracht uit te schakelen t.b.v. de objectiviteit, kan empathie toch niet zonder. Zo’n gedichtje vangt die.
De afbeelding is van een schilderij van Roy Lichtenstein, getiteld Stepping out, geschilderd in 1978.