J.J. Slauerhoff

Toen ik laatst weer eens gedichten las van J.J. Slauerhoff (Leeuwarden 1898 – Hilversum 1936), moest ik sterk denken aan de Franse poètes maudits. Bijvoorbeeld het gedicht De albatros:

DE ALBATROS

De wereld moe, voor vreugd te oud geworden,
Liet ik mij op den Westenwinddrift drijven
Van al wat op de aarde bloeide en dorde,
Alleen de golven eeuwge bloezems blijven.

Ten Zuiden van de Hoop- en Stormkaap
Hindert geen kust, geen klip mijn stille vaart,
Waar de albatros ook op zijn wieken slaapt,
Boven de storm, door sterren aangestaard.

De wolkenhorden, langgerekte baren
Omgorden een heelal, ledig en grauw.
De onzichtbre wind, de diepten openbaren
Mij meer geheimen dan de diepste vrouw.

De Franse poètes maudits, verschoppelingen, vagebonden, misantropen, niet thuis op onze wereld; en op zee is het niet per se beter dan op het vaste land. Zoals eerder Baudelaire, kan Slauerhoff zich vereenzelvigen met de albatros, die altijd bijna in het luchtruim verkeert, ten zuiden van Kaap de Goede Hoop – Cabo das Tormentas noemde Bartolomeus Dias de kaap – los van de wereld, ongehecht. Alleen om te broeden, slechts eens per 2 jaar, zoekt hij zijn geboortegrond. Baudelaire dichtte in Les fleurs du mal over de albatros:

De Dichter is gelijk die prins der hemelsferen, 
Hij die met storm verkeert, lacht boog en schutter uit; 
Gebannen aan de grond, waar spotters hem kleineren, 
Wordt hij door reuzenwieken in zijn gang gestuit. 

(Vertaling: Peter Verstegen)

Zalige kusten bestaan niet, tenzij onbewoond en onontdekt. De chaos van schuim en woeste golven is voor de dichter een gegeven, maar geen habitat. Overal waar hij gebonden wordt aan het aardse bestaan, komt hij tekort, ook in de vriendschap die altijd vluchtig is en tegenvalt. De geheimen waar hij het over heeft zijn die van het geluk, de liefde en de rust. Hij krijgt er een vermoeden van als hij weg is, zoals de albatros ver weg, op zichzelf en zonder last van alle turbulenties. Wenkend en wijkend op vleugels als deuren is ook de albatros overigens die rust niet gegund, als norse zeelui hem lastig vallen. Het mysterie vindt Slauerhoff niet in de diepste zee of nog diepere oceaan, zelfs niet in de diepste vrouw. Hij vermoedt het in de oneindigheid van het heelal, volledig losgeslagen.

Het gedicht De albatros staat in verzamelde gedichten, editie 1961 van uitgeverij Nijgh & Van Ditmar. Daar staat het in het deel “Een eerlijk zeemansgraf”, een bundel die in 1936 werd uitgegeven, ook door Nijgh & Van Ditmar, maar in die bundel was het niet opgenomen. De Albatros werd door A. Lekkerkerker aan deze divisie toegevoegd, niet eerder, omdat hij het manuscript niet eerder had kunnen ontcijferen, aldus de verantwoording in die Verzamelde gedichten. In de recente herziene  uitgave uit 2018 staat het bij de nagelaten gedichten. 

De afbeelding is van de omslag van de bundel Gedoemde dichters die Paul Rodenko in 1057 samenstelde over de Franse poètes maudits.