De bundel “Stilte, woedende trompet” is vol optimisme, positieve energie en gulzigheid. Paul Rodenko (1920 -1978) schreef de gedichten in de jaren ‘50. Hij had in essays al een lans gebroken voor de vernieuwing van de poëzie in Nederland na WOII. Een jazzy titel. Kritiek op de oude poëzie, maar ook een geweldige toekomende tijd, een tijd voor verandering en liefde. Een oude beeldspraak van seizoenen wordt gevuld met abrupte beelden en vormvondsten.
Het nieuwjaar begint met klein gedichtjes waarin de sneeuw en stilte aangeven dat er een ongerepte start is. Het schrijven kan beginnen en Rodenko roept de poëzie op om fris te zijn, niet zo beleefd, niet zo netjes en regelmatig. Daarna een eerste deel onder de titel “het strelende”, de lente kondigt zich aan.
Groene stemmen gele stemmen en de lente
Van een jonge sneeuw
Het raadsel van de tram ontraadseld
De lucht vol ochtendgymnastiek….
De poëzie is anders dan we gewend zijn:
Nieuwjaar: geen pijl, geen buiteling, het is visstil
…
Het glanzend streeldier hoop dat
Met geen voetzoeker of tranen ooit
Te vangen is Nieuwjaar:
De mens gaat met het jagetij ter kerke
Daarna gaat een tweede deel over het voorjaar. Het gedichtje “Jij-Mei” over de liefde:
Ik mors je over al mijn paden liefste
Jij-rood de rozen en jij-blinkende het blauw
Jij-kano’s in de blik van elke vrouw
Jij-beelden in parijzen van het water…
Deel 3 heet tweekoppige zomer. Het verleden is afgesloten.
…
Wij kwamen uit gangen van misverstand
Uit kamers vol vingers vol kogelgaten
Wij hebben de deuren gesloten
Wij hebben de ogen geopend
De wereld was onze adem
Onze adem een vlammende vogel
Onze vogel een vlammende ster
De ster een kleine planeet
Een gouden schommel voor twee ….
In deel 4 begint het najaar. De sfeer is somberder, maar niet zo bedrukt dat Rodenko negatief wordt. Ook in de herfst is er vernieuwing en wordt het oude achtergelaten.
…
Straten van tempera
Wolken van tin
Niets heeft er een einde
En niets een begin …
In het slotdeel, besneeuwd landschap, is het weer winter. Er wordt teruggekeken op het veranderproces.
Men moet dit langzaam leren:
Men moet dit leren met handen als de ceremonieuze spiegels in een rococopaleis
….
Men moet dit leren als de litanie van zand en zand
…
Men moet dit leren met de ernst waarmee een drachtige wolvin astronomie studeert
…
Als de lucide liefde van een vogelspin
Als het vóór-ijlen van een distichon
Men moet dit leren met de roerloze trots van een reiger
…
En de ogen
Exact en teder als een kaukasische dolk
…
De vraag die opdoemt: Wat poëzie is? Zijn antwoord:
…
(de poëzie is een gloeiende bol
de poëzie is een woedende maagzweer)
De poëzie is stilte, maar ook woedende trompet.