Jan Hederikse (1937), geen dichter, maar beeldend kunstenaar en oprichter van de Nederlandse Informele Groep. Samen met Henk Peeters, Armando en Jan Schoonhoven vormde hij de Nederlandse Nul-beweging.
Het volgend werk zou een voorbeeld kunnen zijn van visuele poëzie:
Henderikse maakte in de vroege jaren 1960 onder anderen assemblages met kentekenplaten uit New York, Curaçao en andere streken. Zijn werk is bijna nooit te zien en ligt in de depots van vele musea. De afbeelding komt uit een kleine catalogus van Gallerie Delta Rotterdam, aan de Witte de Withstraat, waar hij exposeerde van 27e Mei t/m 18e Juni 1966. Ik vond de zeldzame catalogus op het Waterlooplein in Amsterdam. In de inleiding van de catalogus schrijft Jan Schoonhoven: “Henderikse is nieuw-realist en aanvaardt derhalve de werkelijkheid zoals deze zich aan hem voordoet. Hij geeft geen commentaar, moraliseert, ridiculiseert niet….. Henderikse geeft nu nummerplaten. Nummerplaten hebben stereotype eigenschappen. Ze hebben oneindigheid omdat ze met cijfers te doen hebben. In de beperktheid van de tekens 0 t/m 9 kan de oneindigheid van het getal worden uitgedrukt. Ze spreken een taal en dienen als herkenning. Ze dragen waarde en drukken waarde in getal uit.”
Drie Curaçaose nummerborden, Nederlandse Antillen, uit 1960, 1961 en 1962. Een bijeengescharreld ratjetoe van letter&cijfers ontwerpen. Met of zonder schreef. Hoofdletters. Gecentreerd. Rood wit en blauw. Bevestigd op een kleurrijk textiel. Het is nu in bezit van Museum Boijmans-Van Beuningen. Ik zie het werk, geïsoleerd uit de verkeerscontext, als visuele c.q. concrete poëzie die betekenis uitdrukt via de grafische vorm. In mijn fantasie zie ik Jan de autokerkhoven afstruinen, en natuurlijk de vlooienmarkten. Ter vergelijking raad ik de “industrial poems” van de Belgische dichter/kunstenaar Marcel Broodthaers aan.