STRIJKLICHT
over de sloomte en snelheid van meeuwen
Ze hebben het peinzende arctische glijden
hahaha uit de hoogte in langzaam
voorbijgaan maar ook wel het snelle
bemoeiziek gemekker van geiten
Ze kunnen zo lang op een plek blijven hangen
dat hun schaduwen op de rotsen plakken.
In het donkerend uur, als de grond nog wel warm,
alleen zee nog belicht is, spetteren zij
om de lichtende klip als vonken uit een vuur.
Soms, vooral thuis in de stad, heb ik niet vaak door dat meeuwen prachtige vogels zijn. Vooral als grote mantelmeeuwen de vuilniszakken die we op straat hebben gezet opentrekken om er hun voedsel uit te halen. Of vorige zomer toen ze alle jonge eendjes bij ons in de gracht hebben opgevreten. Maar we hadden ook eens een zilvermeeuw die we een bitterbal op het balkon hadden geserveerd. Die kwam elke dag kijken of we nog eens zo gastvrij waren. En fascinerend vindt ons kleinkind Joni het als we de kokmeeuwen korstjes brood vanaf het balkon toegooien waarop ze zich in glijvluchten werpen: langzaam voorbijgaand, snel bemoeiziek mekkerend en lachend uit de hoogte.
Het gedicht heeft de titel strijklicht en staat in de gelijknamige bundel uit 1971. Strijklicht is bijzonder licht, vroeg in de avond of ochtend, als de zon laag staat en het licht over de aarde strijkt. Zo strijken de meeuwen ook over de zee, de rotsen, het strand. Het strijklicht zet de aarde in brand en ook de meeuwen van Judith Herzberg. Van opzij dus en beaccentueert ze fel, terwijl het al wat donkerder wordt. Die vogels gaan spetteren en vonken. Het duurt maar kort, zo’n gouden uur, maar het gedicht probeert dat bijzondere vast te houden. Momenten worden erin vereeuwigd, de diepere drive. Het strijklicht maakt het de dichter gemakkelijk, omdat zij er oog voor heeft.
Ik vraag me nog af welke soort meeuwen Judith Herzberg in dit gedicht op het oog had – er bestaan meer dan 100 soorten. Ik denk dat het zilvermeeuwen zijn geweest. Die knetteren vanwege hun kleur het felst in het strijklicht. Bovendien vanwege hun geluid. Volgens de Petersons vogelgids, is het geluid van de kokmeeuw een rauw kwarr, een kort kwup. Het geluid van de mantelmeeuw is een rauw laag oowk, en het geluid van de zilvermeeuw is kliauw, maar die meeuw maakt ook “diverse miauwende, blaffende en lachende geluiden”. Het kan ook de kleine of grote burgemeester zijn geweest, eveneens knalwit en vergelijkbaar geluid.