Martin Reints (1950) komt uit Amsterdam en publiceert af en toe gedichten. Het volgende gedicht komt uit zijn bundel ‘Lopende zaken’, uit 2010.
ONDERWEG
Passeren
en gepasseerd worden
op weg van A naar B
het ruisen van de banden over het zeer open asfaltbeton
het vanuit de radio toegesproken worden alsof je een bedrijf met personeel hebt
de krekels in je die eeuwig tsjirpen
en eeuwig zullen tsjirpen
de vrachtwagens van Europa
de trekschuiten, de boomstammen op de kolkende rivieren
de wegrestaurants
de afritten, de invoegstroken
het passeren, het gepasseerd worden.
Uit: Lopende zaken, p.24
In de bundel ‘lopende zaken’ gaat het uiteraard over je begeven van de ene plek naar de andere, zoals op de snelweg, de autoradio staat aan, het is niet verrassend wat je tegenkomt, maar de krekels in je die eeuwig tsjirpen en eeuwig zullen tsjirpen, dat zijn een paar toevoegingen die de blik verruimen, of juist naar binnen richten. Je raakt gedissocieerd, weet even niet waar je bent, gaat op de automatische piloot want je weet de weg, je bedient gas- en rempedaal en bent in gedachten elders, los van de tijd en de ruimte, in de eeuwigheid en de toekomst. Bij zo’n dissociatie raakt de geest even los van het lichaam. Even maar, dan zijn er weer de wegrestaurants en de invoegstroken, terug op de weg. Ben ik hier al? Die tussentijdse wegdromende en betoverende ervaring maak ik mee als ik het gedicht lees, zoals soms ook in de auto.