Gerrit Krol (1934-2013), Groninger, was wiskundige en werkte bij de Shell en de NAM.
Ooit heeft hij gedacht: o
schuimende morgen
en mijn vuren lach, o
vrouw, op deez’ opalen dag
en dauw.Als zij een internationale
olietanker was,
wat zou ik haar graagmeten.
Uit de bundel Minnaar, p. 15
In de gedichten van betaman Gerrit Krol wordt er regelmatig met formules gerekend. Cijfers staan met klankleur in rijm en ritme. Ze mogen koel zijn, maar bij Krol zijn ze warm, uiteindelijk, zoals in bovenstaand gedicht, een daad van liefde.
In de eerste strofe start hij de dag met scheren en een bad. Het is nog voor dag en dauw. De opkomende zon kleurt de zee opaal. De minnaar raakt in verrukking en zijn lach is warm. Smachtende o’s rollen uit zijn mond.
Vervolgens moet je wel in de offshore of olieindustrie werken, om de vrouw met een olietanker te willen vergelijken. Als in een fata morgana komt ze daar aan op een tanker: immens groot en aantrekkelijk imposant als een enorme zeemeermin. Je zou haar het liefst willen meten: haar omtrek, haar inhoud, alles.De o-tjes in de eerste strofen zou je ook kunnen lezen als nulletjes.
Nul schuimende morgen, nul vuren lach, nul vrouw. Zo begint het gedicht over de eenzaamheid van de offshore man en de ledigheid van het bestaan op zo’n platform.Voor zijn α / β – verbinding werd Gerrit Krol in 2005 door de VU in Amsterdam een eredoctoraat verleend.