Leo Vroman (1915 – 2014) was schrijver en dichter. Hij kon ook mooi tekenen en schilderen. En hij was een medisch specialist op het gebied van de hematologie. Het volgende gedicht komt uit zijn bundel “De ontvachting en andere gedichten” uit 1960.
EEN KLEIN DRAADJE
Met dat hoofd gebeurt nog eens wat.
Het gelaat ligt me al te plat
op de vette hersenkast.
Er gebeurt vast wat.
O, als ooit dit peinskistje splijt
als een vrij eetbare brij
verschijnt dan dit brein van mij
en bevlekt met gedachten de grond
maar de dood verzegelt mijn mond,
en minder dood dan wel veilig
sterft het schijnheilig.
Door de dood wordt ik graag overmand.
Ik vrees meer mijn gezond verstand.
Ik vrees dat leger van spinnen –
– de zenuwcellen daarbinnen.
Dat vreselijk web vol webben
kan ik eigenlijk niet goed hebben.
Wat zou er b.v. gebeuren
als twee draadjes zouden scheuren
en contact maken met elkaar
onzichtbaar, diep onder mijn haar,
terwijl ik uitwendig zo
maar in een winkel bezig ben
Groenten en vlees te ko-
pen …..
Er knetteren geen vlammen en vonken.
Iemand zegt: Is hij dronken?
Opeens zit ik voor ons huis op de stoep
met zesduizend blikken soep.
En zegt mijn tedere vrouw:
lieverd, wat doe je nou?
dan zeg ik: nu gaan we eten,
o nee, ik ben de soep vergeten.
Gebeurt het onder het dichten,
wie purp publiek dan inlichten
dat dit geen genialiteit
maar een purpje los is of kwijt?
Een draadje dat de stroom opslurpt
van murp gedachtengurpt.
En kortsluiting leidt tot brurp –
Brarp! Hurp! Hurp!
Toen ik op de middelbare school zat, het seminarie Leeuwenhorst in Noordwijkerhout, werd bij het vak Nederlands soms een gedicht besproken in de klas. Sommige gedichten herinner ik me nog. Ook het bovenstaande gedicht van Leo Vroman. Daarvan heb ik zelfs het door de leraar op het apart uitgetypte en gestencilde A-4-tje bewaard. Het was, denk ik 1969, ik zat toen in de 5de klas, was 17 jaar oud. Het gedicht, weet ik nog, kostte mij hoofdbrekens. Pas na uitleg van de meester begreep ik dat. Het gaat over de hersenen en dat er heel plastisch een draadje los kan gaan of een verbindinkje kortsluiting kan maken. Over de hersens werd nog gedacht in de metafoor van de elektriciteit.
Wat er daar achter die pokerface gebeurt, dat is niet mis. Het is maar goed dat dat allemaal geheim wordt gehouden en dat de dood ervoor zorgt dat het niet allemaal in de openbaarheid komt. Op het gezonde verstand kan je niet zomaar vertrouwen.
Vroman, bioloog, schrijft steeds met veel liefde over lichaam en sterven. Na de dood gaan we verder, bijvoorbeeld als voedsel voor de planten en bomen, maar wel zonder verstand en gedachten. Gelukkig maar, aldus het gedicht.
In het tweede deel van het gedicht is er sprake van een misverstand, eerst bij de winkelier en thuis en later in de taal. De taal, die per slot van rekening ook ons brein nodig heeft, kan prachtig ontsporen wanneer zich in de jungle van neuronen een bug voordoet. Het is niet de genialiteit van de dichter. Of toch? De computermetafoor was toen hij dit gedicht schreef nog niet voorhanden in de neurologie. Maar Vroman kent al de fractale eigenschappen van objecten (door wiskundigen als Cantor en Poincaré ontdekt eind 19e, begin 20e eeuw). De term fractal werd geïntroduceerd door Benoît Mandelbrot in 1975. Ook Vroman maakt later fractalkunst op zijn computer. In dit mij dierbare gedicht speelt Vroman met de taal, rijmend en verbuigend en woorden muterend. Zo dringt hij door tot een kern van het leven, waar de afwijking tot creativiteit leidt.
De afbeelding is uit het boek van Leo Vroman Just one more world (1976).