Marten Toonder

Querulijn Xaverius Markies de Canteclaer van Barneveldt is een van de weinige dichtende stripfiguren. Maarten Toonder (1912-2005) gaf hem de ruimte in de strips van Olivier B. Bommel en Tom Poes.

VOOR LIDEWIJDE

Met verdroomde meeuwenogen
onder teder schaterlachend haar,
staat de schone Lidewijde aan de vliet.
Peinzend over ‘t schone spiegelbeeld gebogen,
dat wiegelhuivert voor haar voetenpaar, 
zingt ze zwoelenzacht mijn levenslied.

Al luist’rend word ik sterk bewogen.
Ongelouterd blijven kan ik niet,
En donker trillerilt mijn zielesnaar.
Ik stijg omhoog, geheel bevlogen,
tussen ‘t stille – tussen ‘t ruisend riet,
En bevrijd en juichend sta ik daar.

Herboren, uit een tijd van dood’lijk lijden
in een studietijd van vele jaren.
Losgezongen door de schone Lidewijde
ga ik mij onder dichtervleugels scharen.
Zingen zal ik daar, alleen voor haar –
            Voor Lidewijde.

Uit: verzamelde poëmen, p. 25

In de poëmen is Lidewijde niet de enige beminde. Ook Eveline, Eilinde, Heloïse en Adelinde passeren smartelijk als aanbeden liefdes.
Q. X. markies was soms wat somber en andere keren juist strijdbaar en energiek, de ene keer zwaar op de hand en dan weer snobistisch. De hanige markies, heer van stand, was een neetoor. Hij kon met dedain neerkijken op ons, gewone mensen, en was ongelukkig om wat hem, zwelgend in slachtofferschap, werd aangedaan door plebs en blagen.
Zoals in een strip betaamt, is het typetje een hoofdfiguur om af te spiegelen wat bij ons hoort. Ik kan mij vaag herinneren dat ik me vroeger, toen ik de verhalen van Tom Poes las, me kon ergeren aan de markies, van mij had ie er niet in gehoeven – de humor was aan mij nog niet besteed. Nu waardeer ik het juist en biedt De Canteclaer van Barneveldt niet alleen een kaats, maar ook gelegenheid voor oude beschaafde en kolderieke taal en op zijn tijd een stevig sermoen.