Peter Holvoet-Hanssen, geboren in Antwerpen in 1960, was stadsdichter van die stad. Hij werkte als deejay en als zeezoogdierenverzorger en was sociaal-cultureel werker.
Khartoum de hond sing along
het groene merg drupt uit de gele maan
je staat op de bloedstenen kaai
te kijken naar een uitgedoofde lantaarn die plots flikkert als in Khartoem
op een lichtschip gaat een loods van boord een lichter volgt de prooi
de boot gaat de bocht in de stuurman kijkt tv
deemstering in zijn kombuis de fik in zijn breinfornuis
roept in zijn hoorn alle mosselhengsten en garnaalknotsen
te weten dat je moet stranden omdat je van wrakhout bent gemaakt
alle vissticks vissticken in het water falderara visstick
de tuimelaars hebben oorpijn de baljuw van de winter is weg
een vloeibaar gebed niets minder dan zingend ten onder te gaan
op de voorsteven een driepotige hond ‘t ruwharige snuitje in de wind
Khartoem de hond zoon van Borgo kwam met een ijsschip naar Oostende
zoals de zee Carus naar ‘t Kursaal riep en toen het oog van de dag zich sloot
ging hij
defibrillator
als een citroenvlinder met de laatste zonnestraal aan de haal
spermawit licht tussen de wolken de frequentie van walvis en kraakvis
Khartoem hij beet in de ballen van Stormwekker de machtswellustige tovenaar
likt de stilte van de gestorven eeuwen een drieponder scheepskanon
volgt met meeuwen drie meisjes achter de lege doodskist van een vader
streel de straten als een briesje
kleuren afgepeld
was je met zout Khartoem is daar
alle winden rond de bliksemboom de stad als een verlaten vissersdorp
torens van hoogmoed geheugengeur van de kasseien nu het is gaan regenen
een wielrenner zou hier lelijk vallen te kijk op het nieuws de val goed uitgesmeerd
verwaaide straatzeehond ‘t is
boum
Khartoum wie Khartoum wat Khartoum waar
hij ging liggen bij Jules die gaf niet af zijn honderd kardoezen en krijgsgeweer
Khartoum likt uit een frietzak gratis mayonaise en Gustaaf en Medard braaf
Khartoum Khartoum is braaf
vol van liefde en mayonaise
is dat Khartoum in 1949 Grand Bal met Suzy
hij pikkelt naar de drankslijter
zoem mee met lage stem zoals de zon ondergaat
I was born under a wanderin’ star
duik in de tijd
de piano speelt Khartoum de hond
speelt een slotakkoord
Het gedicht staat onder meer in de bundel Inframundo
Zoals Paul van Ostaijen over het stadsleven dichtte (zie elders op IGPiezieB mijn stukje over het huldegedicht aan Singer), zo schrijft Peter Holvoet-Hanssen over de Antwerpse haven.
Het groene merg is van de pompoengelijkende zon of maan. Het gedicht is vol oude Vlaamse schepen: lichters, loodsboten, mosselhengsten en garnaalknotsen. De haven is vol leven, ’t Kursaal voor een Grand Bal, maar de kaai is ook een plaats voor verdwaalden en thuislozen. Vis wordt aan wal gebracht, net als verhalen over vissen: tuimelaars met oorpijn, walvissen en de mythische kraakvissen. Hij maakt zich vrolijk over wat hij ziet, en hij ziet veel. Een loods, zijn vrouw, de verveling van het werk, de tv staat aan.
De dichter is van de straat, waar zwerfhonden en mankepoten zijn. Hij voelt daar sympathie voor. Hij vertolkt hun belevenissen. Khartoem is een zwerfhond, een schipbreukeling. Hij ziet dat er voor dat hondje gezorgd wordt door anderen van de straat, door de zwervers en armen. Heiligen staan hen bij, zoals Gustaaf en Medard.
(Gustaaf kon in één dag bier brouwen uit rivierwater. Medard, zo melden kronieken van de Vlaamse Westhoek, was patroon van de boeren, wijnbouwers, bierbrouwers en de paraplumakers. Vlaamse voorouders baden hem om vruchtbare akkers en goede oogsten en natuurlijk voor de nodige regen. Médard bevrijdt mensen van kiespijn en bedplassen. Volgens de legende zou het na zijn dood in het jaar 545 veertien dagen lang geregend hebben, na een periode waarbij de mensen bijna gestorven waren door de droogte. Als het op Sint-Medard regent, 8 juni, regent het zes weken alle dagen. “Als Medardus pist, pist het zes weken lang.”)
En dan citeert hij het geblaf van het hondje Khartoem – rare naam voor een hondje. Het rijmt op boum, en ook een beetje op kardoes, dat zowel een hond kan zijn als een geweer. Khartoem, hoofdstad van één van de armste landen in de wereld, is even slecht voor honden als voor arme mensen. Je vlucht er weg. Als hond hef je in Antwerpen je poot tegen zevenponders van vroeger, die op de kaai zijn opgesteld.
Gelukkig dat we nog kunnen zingen. Ik zie hem daar lopen, de dichter. Hij ziet er uit als een nar, met zo’n narrenkap met twee punten en belletjes aan de uiteinden. Hij maakt zich vrolijk en kan ook spotten. Dat is de rol van de nar: opmerkzaam zijn, alles mogen zeggen, en niet bang hoeven zijn om gemuilkorfd te worden. Zo deed Erasmus het ook in zijn lof der zotheid. Hij wil zeker serieus genomen worden, de nar, bard, rondtrekkende troubadour.