Tonnus Oosterhoff

Tonnus Oosterhoff in 1953 geboren, is een dichter die woont in Groningen. Hij schrijft gedichten, verhalen, romans, toneel en essays. In 2012 kreeg hij de P.C. Hooft-prijs.

De slaapkamerdeur staat open tegen het slaapkamerraam.
Onder het plafond turnen vliegen vierkanten
driehoeken. O, om te trouwen, met jou
te trouwen, getrouwd te zijn, en geweest.
Een trouwfeest van jaren onverankerlijk op de speciale are.

Maar ben jij er dadelijk

Zomermiddaglucht de wervelkolom
hier in huis. De vliegen staan
stijf van de natuurwetten mobile om
de onvoorspelbare hoeken waarom ze maken.

(Robuuste tongwerken,) een stralend plenum: 20

Vliegen in je slaapkamer is redelijk irritant. Maar ga je op ze letten blijken het acrobaten die lijken te spotten met de zwaartekracht. O is Oosterhoff zelf, vermoed ik, en is niet alleen in de slaapkamer. Zijn geliefde vraagt ook om aandacht. Maar dan is hij er wel dadelijk. Vraagt ze hem om te trouwen? Wat gebeurt hier allemaal? Een trouwfeest in het verschiet? “jaren onverankelijk op de speciale are” – wat mag dat wel betekenen? “jaren klinken door in de are, 10 bij 10 meter. “onverankelijk” zou niet te verankeren kunnen betekenen, onzeker dus, zoals in de laatste regel gesproken wordt over onvoorspelbaar, zoals de vliegen vliegen, als een mobile bewegen.
Het is zo’n huisje-boompje-beestje gedicht. Maar, zoals mogelijk, muteert dat concept en Tonnus Oosterhoff heeft een mutor die procedures heeft om te muteren. Bijvoorbeeld om iets weg te laten, volgordes te veranderen, nieuws toe te voegen, rijmen onaf te maken. Het gevolg is dat de coherentie van huisje-boompje-beestje wordt opgebroken. Vervolgens doe ik als lezer dan een poging op mijn eigen manier de brokstukken met elkaar in verband te brengen. Alleen de fragmenten zijn robuust. Wat wij ( het stralende plenum) er van maken bepaald niet. De mutor genereert geen specifieke uitkomst, maar een open-eind, die het afgeronde concept open legt voor allerlei invulling.

In het begin van deze bundel stelt Oosterhoff zich voor en vertelt hij wat hij van plan is:

Ik ben dor ik ben sappige peer. Ik wordt opgepikt door rijm en ritme, nee, door ritme en rijm, dat klinkt beter.

Ik ben uitstreelbaar (eersteklas muurverf). Ik ben het spook in de (ik ben) kamer op zich. Geen einde te vinden houd ik niet op.

Uit: (Robuuste tongwerken,) een stralend plenum: 5

Aan het eind van de bundel ziet Oosterhoff de overeenstemming met schetsen en fragmenten van J.H.Leopold.

O, denkt O, kon dit maar eigen maaksel zijn; het zou mijn werk net dat beetje extra geven dat het nu voorgoed moet missen.

Bij sommige schetsen en fragmenten nu komt het O voor dat hij Leopold door meneer heen leest. De gedichten lijken op landschap uit een vliegtuig gezien, door wolken en nevelflarden, die aan het oog onttrekken en schaduwen werpen. Het is meneer, wolken boven Oosterhoffs schoot, die maakt dat de teksten zoveel wit, zoekheid en (uit-, ont)brekend ritme hebben.

Uit: (Robuuste tongwerken,) een stralend plenum: 43

Het leven is redelijk normaal, maar als ik op de toevallig voorbijkomende details let, en als ik het mechanisme van de Gestalt uitschakel en ruis niet uitsluit, dan wordt het toch zoals in een gedicht van Tonnus Oosterhoff: knotsnormaal.