Hans Verhagen

In 1966 werd door Thomas Rap in een bijzondere uitgave in Day-Glo Daglicht fluorescerende inkten het gedicht Cocon uitgegeven. Cocon bestaat uit een reeks van 9 korte gedichten, genummerd 1 t/m 8 en 10. In 1968 werd Cocon opgenomen in de bundel Sterren Cirkels Bellen bij de Bezige Bij met een omslag van Wim T. Schippers. De 9 gedichten dwarrelen op willekeurige plekken op 9 bladzijden, alsof de lezer zelf mag uitmaken waar het betreffende gedicht op de pagina geplaatst moet worden. In de 1968 versie is er ook een voorwoord:
Cocon is langdradig en te kort. In de 9 verzen van een 10-delige cyclus vol misplaatste symboliek en gebrekkige beeldspraak, gaat kwasi-mystiek gepaard aan misbruik van technische termen. Overdreven strak van struktuur, eindeloos interpretabel, lijkt deze proeve van totale poëzie bij voortdurende herlezing op waarheid te berusten.

1.
Van de ene lichtplek
via een donkere ruimte
naar een andere lichtvlek.

2.
De automatische regeling denkt voor ons,
en opent en tempert,
straalt, stuwt,
Zuigt.

3.
Met horten en stoten, de ene keer schiet het omhoog
dan weer lijkt het stil te staan.

De pooltoefjes zitten onwrikbaar vast.

4.
Pakt dan dit, dan dat, stopkontakten, telefoondraden,snoeren, brandende kachels,
zonder tot concentreren te komen.

Leert zich concentreren.

5.
Leert de technieken verkeerd toepassen,
anderen beleven daar weer vreugde aan;

het moet een positief gebeuren blijven.

6.
Lang is in wezen te
kort,
breed te
smal.

Later past het.

7.
Ploeteren geblazen
voor het behoud van de hoogst noodzakelijke m2 in
de regen, in
de wind; leuk in
ons klimaat

8.
De finishing touch wordt gegeven speciaal door aan het uiteinde
van de spiraal te trekken.

Gemakkelijk te realiseren: we nemen altijd 1/10 minder.

10.
De voeler reageert, meer gepreciseerd, door zeer kleine gaatjes.
De zijderups spint haar cocon waarin zij van pop tot vlinder wordt.

Sterren Cirkels Bellen p. 78 – 87
Cocon

Hans Verhagen roept de lezer op niet te interpreteren, geen symbolische betekenissen achter de woorden te zoeken, noch mystiek. Het gaat om totale poëzie, zoals Hans Sleutelaar in een monostichon daartoe opriep in de uitgave in 1965 over de nieuwe stijl: “Wollt Ihr die totale Poesie?”

Zoals de titel en het voorwoord het al aangeven gaat het gedicht over een cocon van de zijderups, die met één lange draad geweven wordt. Als je al deze zinnen leest als een letterlijk verslag van wat de zijderups doet, dan is dit een plastisch gedicht over niet meer als wat er gebeurt in het proces van spinnen van een cocon waarin de larve van de rups vervolgens veilig kan verblijven. Het maken van die cocon is een wonderlijk proces, er komt geen denken bij te pas, het gebeurt als door een automaat. Het heeft geen vaste richting van draad produceren en spinnen, de productie gaat willekeurig in zijn werk, maar de twee polen liggen vast. Daartussen concentreert het zich. Uiteindelijk past het precies en blijkt het de bescherming te bieden tegen de elementen. De rups kan met 1/10de minder doordat er rek zit in de draad. Het laatste stuk trekt hij naar het eind toe dicht als het uitrekken van een spiraal. Na de metamorfose zal de vlinder door een klein gaatje zich naar buiten wurmen.