Qua vorm schrijft K. Michel geen typische gedichten. Die kunnen elke vorm aannemen: kort of lang, prozaïsch, poëtisch of dramatisch, gecentreerd, rechts uitgelijnd of links uitgelijnd, met of zonder inspringen of met of zonder aparte coupletten.
Het hier volgend gedicht i gaat over een avondstrandwandeling in Bredene. Bij de toelichting achterin staat dat dat een badplaatsje is aan de Belgische kust. Op de boulevard lachen de blote billen van een vrouw je toe. Dat lijkt me een geëigend standbeeld voor een badplaats. Zo’n vrouw met blote billen maakt je toch dopamineblij.
VOORBIJ BREDENE
Tot honderd tellen op het oberloze
hotelterras en constateren dat licht
een weelderig bezwijkgedrag heeft
Na het passeren van de billen van Bredene
het oversteken van de duinenrij en
het ebwaarts blootgetrokken strand
aankomen bij de waterlijn
en die volgen met de vuurtoren
van Oostende in de rug en je schaduw
reikhalzend voor je uit
terwijl de bos onbruikbare sleutels
zachtjes rinkelt in je jas en
geen maan de ene na de andere
ster te voorschijn laat komen
De sensatie zichtbaar te zijn
voor iemand met een sterk vergrootglas
lopend over het blauwe lijntje
op de kustplaats in de Bosatlas
Stilstaan, diep ademhalen
‘hé schele’ roepen ‘lieve schelehele’
Drie meeuwen schrikken geruisloos op
en zeilen met achteloos gemak
Onverstooorbaar snurkt de zee
Zonder noorden komt niemand thuis
UIt: Kleur de schaduwen, p. 11
Het is wel een prettige strandwandeling, zo van je terras af door de duinen naar de eblijn. De maan, de meeuwen. Ik kan het me helemaal voorstellen. Ook dat je niet heel geconcentreerd bent terwijl je daar loopt en allerlei gedachtenkronkels bij je opkomen en dat je er open voor staat die kronkels te verbinden met wat je daar tijdens je strandwandeling ziet en ervaart en dat dan die waarnemingen een beetje meer fantastisch worden en dat je je ernstig en vrolijk kan verwonderen over hele speciale volgorden bijvoorbeeld of gebeurtenissen die niet zomaar gebeuren, maar wel voorstelbaar zijn. Je kan ook zelf iets toevoegen aan de wandeling, iets roepen bijvoorbeeld, en dan wordt die wandeling ook weer een speciale gebeurtenis, even.
Ja dat verwonderen over de werkelijkheid als je hem iets kantelt, dat is wel speciaal voor K. Michel, denk ik.
Dat laatste zinnetje van het gedicht Zonder noorden komt niemand thuis vindt ik ook wel een verrassend zinnetje. Is het zo aan het eind een boodschap? Heeft de strandwandelaar heimwee en voelt hij zich daar alleen? Het is ook verwarrend want er is toch overal op aarde een noorden (behalve dan op de noordpool). Het is een rare kronkel, dat zinnetje, Je kunt het natuurlijk denken, maar in het gedicht is het niet de boodschap, eerder de zinloosheid van de boodschap, een burleske apotheose.