Gerard Reve

Een indringende Reviaanse epifanie, een plotselinge Maria-openbaring. Reve zegt er zelf over dat het de gewaarwordingen en gevoelens van gewone mensen vertolkt. Daar kan ik inkomen.

De piëta van Osip Zadkine

SACRAMENT

In stormachtig visioen zag ik des nachts
hoe de Moeder van God, altijd Maagd,
in het veld Zich ontblootte en Zich gaf
aan een jonge Soldaat die eenzaam was en zonder moeder
en het nog nooit gedaan had bovendien:
hij was verlegen en onbeholpen, maar Zij,
de Verloste, Verheerlijkte, voor eeuwig Gekroonde,
wees met veel tact de weg
door het blonde struikgewas naar Haar diepe grot.
Ik hoorde hoe hij hijgde toen Zij sprak:
‘Je mag me best hier bijten’,
en aan zijn tere jongensmond
Haar harde meisjesborsten bood.
Hij dronk tot bloedens toe.
Het was zo lief, zoals hij bij Haar lag,
en Zij hem wiegde.

Uit: Het zingend hart
: p. 39

Ik geloof dat Reve echt een goed katholiek was en hij verstond de kunst van het aanbidden. In zijn beeldspraak zijn God, vooral Maria en de Heilige Roomse Kerk vaak aanwezig. Allesomvattend en geëxalteerd exploiteert hij ze. Voor mij krijgt in het gedicht de gebeurtenis iets mystieks en zeker sacraals en wordt daardoor boven het vulgaire of ordinaire verheven. En dat is alleen maar het effect van de respectvolle en eerbare taal. De liefdesdaad wordt geheiligd en geen schrijver deed dat mooier en consequenter.

Overigens werd Gerard Kornelis van het Reve officieel toegelaten tot het katholieke geloof toen hij op 27 juni 1966 door de eerwaarde Lambert Simon werd gedoopt in een nonnenklooster van de Dochters van Maria en Joseph aan de Rustenburgerstraat in Amsterdam. Over zijn doop zegt van het Reve: “het was de gruwelijkste, de ellendigste, de meest vernederende ervaring uit mijn leven” (zie bericht in Ons Amsterdam van 13 juli 1996). Daarmee, denk ik, bedoelt hij dat hij diep gepijnigd werd door de Roomse koorts en dat Maria, de troosteres der bedroefden, hem ook daarin zal louteren.

In 1994 werd door het Rijksmuseum te Amsterdam een bundeltje uitgegeven dat verscheen bij de expositie “Gebed in Schoonheid”. In dat bundeltje wordt de kunst van het aanbidden beoefent. Er staan gedichten in van Ad Zuiderent, Maria van Dalen en Martin Reints, gemaakt naar aanleiding van schilderen in de tentoonstelling. Van Ad Zuiderent kies ik het volgende gedicht uit dit bundeltje:

Keer in mij om, o kom, kwam zij, mijn
zoete, lieve, bolle paardheid half,
dat ik je koe, je kalf, je haver, je grit
of je gort en jij mijn smullende
stapel, god van mijn trog, bijna menselijk-
geslacht, hol van binnen, buiten vol
als een gijs, keer toch de hele mik
om, kom, kom, kom, o kom haastiglik.

Deel 7 van het zevenluik STEEDS HEVIGER BEZWEKEN
Uit: De kunst van het aanbidden, p.15.