Ik vraag me ff af of dit gedichtje van Patricia Lasoen een gedichtje met een boodschap is en ook voor mij geschreven. Heraldisch lees ik er geen beschuldiging in, dus wat dat betreft voel ik me niet gefactcheckt. Over stofzuigen, de afwas of boodschappen doen, kreeg ik feedback. Met de buren had ik soms een huishoudelijke woordenwisseling.
NAMIDDAG MET VERWELKTE TULPEN
Met pijnlijk linkeroog gekeken
naar de sneeuw in maart
de dag nadat ik de viooltjes
heb gezet,
de kleine zes keer aan en uitgekleed
voor ritueel met pot
en tussenin met stramme rug
enkele kussens traag verlegd.
Het stuk chocolade
troostte nauwelijks en
deed me alleen aan
de tandarts denken.
Uit: Een zachte, wrede okerbruine dood, p 33
Het gedicht genadeloos en fluitend in de bundel Genadeloos en fluitend gaat over twee zaken: treinen en frambrozen, een tweetal, totaal van elkaar verschillend. Mannelijk en vrouwelijk, hard en zacht, groot en klein, snel en langzaam, techniek en natuur, yin en yang. In een gedicht gaan ze bij elkaar horen. Daarvoor worden ze beiden liefdevol beschreven, ze krijgen de mooiste woorden in cadansrijke zinnen en met voldoende lucht.
GENADELOOS EN FLUITEND
Treinen: hun weg is voorgebaand,
ze zoeven door het landschap
genadeloos; soms lijken ze wel wreed
zoals ze onbarmhartig bermen vol
met bloeiend onkruid achterlaten –
en dan, hoe ze zich in beweging zetten:
nauwelijks merkbaar eerst
met kleine schokjes, en pas na een tijd
komen ze tot hun volle kracht
en fluitend razen ze voorbij signaal
en overweg, en over water
ze komen dan geruisloos stil –
een schok kaatst soms onzacht
hun inhoud en hun doel terug.
Frambozen staan vanzelf
met liefde in verband:
hun zachte huis en nauwelijks voelbare haartjes
worden liefst tegelijk met
lippen, tong en huig geproefd
langzaam smelten ze open
en naderhand weer dicht
je hoeft ze zelfs niet aan te raken –
direct nadien zijn ze ontastbare herinnering.
uit Genadeloos fluitend, p. 31.
De jaargetijden zijn voor iedereen gelijk, voor rijke en voor arme mensen, voor jongeren en ouderen, voor mannen en vrouwen. De wind waait en is veranderlijk voor iedereen. Maar dan zijn er toch verschillen:
De vrouwen lopen lichtvoetig naar binnen en naar buiten en ruiken fris.
De armen in grijze buitenwijken van een stad, nog klam van de ochtenddauw, vergeten de tijd die zorgen met zich meebrengt.
Voor de ouderen is het tijd om niets te doen, gewoon op je balkonnetje te zitten in het bleke mei-zonnetje. De oudere mensen, die het niet deert dat sommige dingen niet helemaal lopen zoals ze zouden moeten lopen, maar tevreden zijn dat de zware paarse bloesems, ik denk van de blauwe regen, er weer een jaartje zijn. En ze zijn blij dat ze op tijd zijn om de 1 mei demonstratie van de arbeiders te zien langskomen en de Maria-processie van de katholieke kerk.
ZOMERUUR
De wind verandert vaak
van west naar oost in mei.
De vrouwen lopen in en uit het huis
hun voetzolen vaag
het tapijt beroerend
geuren ze nu naar talkpoeder
en bloesems van jasmijn.
Op grijze lanen van beton
op een kunstmatig middaguur
dat nog naar klamme ochtend ruikt
lopen wij aan de tijd voorbij.
In scheefgezakte huizen
met een verveloos balkon
zit men op oude klapstoelen
in bleke zon.
De paarse bloesems worden soms te zwaar:
de vazen vallen om
maar oude mensen geven er niet om
ze zijn op tijd dit jaar.
Uit: Genadeloos en fluitend, p 21